De TGV brengt ons naar Parijs… op zich geen nieuwe ervaring zou u denken? Toch wél. Ondanks mijn onnoemelijk vele reizen naar Parijs per TGV, reizen we deze keer in eerste klas! Ja, madam en meneer: eerste klas!
Op de luchthaven van Charles De Gaule gaat alles vlotjes vooruit… en dit hebben we zeker te danken aan Flip, Carlo, Staf en Frankie die onze bagage gisteren al hebben ingecheckt. In héél het gewemel en gewroet op de luchthaven lijkt niemand hier één minuut stil te staan bij het feit dat de Tour vandaag door Colombey-les-deux-églises passeert. “Le général” zou het moeten weten.
Aan de gate geeft Stef uitleg over onze Airbus A380 met twee verdiepingen voor passagiers én met extra klein deurtje waarachter een trap verborgen zit waardoor de stewardessen naar een slaapruimte kunnen in de buik van het vliegtuig. Een extra verdieping dus….Net zoals op oude galjoenen slaapt het personeel tussen de goederen die ze moeten vervoeren… veel is er dus blijkbaar niet veranderd.
Eén van de medereizigers is Papi. Hij is aangestoten als een echt koloniaal, enkel de typische gevlochten “Bebee”-hoed ontbreekt. De oude man baant zich resoluut een weg naar zijn plaats, zijn gemalin, Mami – gekleed in trainingspak van de Braziliaanse nationale ploeg - volgt in zijn slipstream. We zitten op dezelfde rij, enkele stoelen van elkaar. Papi heeft enorme oorschelpen zitten onder zijn al even oversized Bose-hoofdtelefoon. Dit kranige oude stel eist anders wél assistentie bij alles wat het doet… Papi heeft het koud en laat een extra deken aanrukken, Papi heeft dorst en krijgt met de goedkeuring van Mami te drinken, Papi moet plassen en doet een beroep op de hulp van de stewardess, ditmaal onder streng toezicht van Mami, wat had u gedacht. Papi heeft last van het beetje zonlicht dat door ons enige “open” raampje nog naar binnenkomt en laat ook dat toe doen. Totaal afgesloten van enige contact met de buitenwereld moeten we Groenland overvliegen in de pikkedonker.
Na een vlucht van een dikke tien uur vliegen we eindelijk recht op de luchthaven van San Francisco af. Eén van de vriendelijkste stewardessen neemt plaats rechtover ons en heeft maar een bleek gezichtje. We zijn bezorgd en vragen wat er scheelt. Ze geeft grif toe dat ze wéét dat de landingsbaan hier héél kort is voor een mastodont zoals de onze, misschien zelf té kort om goed te zijn. Zacht was de landing niet… maar dit was slechts een voorproefje voor de verwelkoming die de Amerikaanse douane voor ons had voorzien.
Van bullebakken gesproken! Als vee worden we aangespoord te doen wat ze ons toesnauwen. Bij mijn tweede poging mijn documenten te onderwerpen aan het kritische oog van een “officer” lukt het me toch! Deze kerel is wél vriendelijk en wenst me een aangenaam verblijf. Oef! Binnen! Een mens kan toch snel uit z’n lood worden geslagen indien geconfronteerd met blinde autoriteit dat op totaal arbitraire manier misbruikt wordt. Ik huiver bij het feit dat m’n eigen leerlingen dit ooit zouden hebben ervaren bij mij? God beware mij… en vooral mijn leerlingen.
Na een vlotte vlucht van tien uur volgde er een nieuwe, weliswaar véél minder lange en vooral zéér lage vlucht per taxi naar het centrum van de stad. Die kerel was inderdaad geen chauffeur maar ook piloot!
Na het inchecken besluiten we een fris pintje te kopen in een klein wikkeltje op de hoek van de straat. De vier blikjes Stella worden keurig in een bruine papieren zak verpakt. Het is zoals algemeen geweten ten strengste verboden in de States om open en bloot met dit dodelijk gif over de straat te lopen.
Onze eerste wandeling brengt ons langs de steile hellingen waar dapper kleine trammetjes op kruipen. Dit moeten we morgen zeker ook doen.
Na een eerste verkenning gaan we in een “sportsbar” iets drinken. Ze hebben hier niet minder dan 60 verschillende bieren van ’t vat. Hoe kunnen ze die dan allemaal even lekker en fris houden? We beslissen het zekere voor het onzekere te nemen en gewoon een Budweiser in het flesje te bestellen. Ondertussen staat er op 5 meter van onze tafel een politieman met intimiderende sheriffster… we werden bij het binnenstappen al in niet mis te verstane woorden gewaarschuwd: geen bier voor minderjarigen. Jona is inderdaad pas in september 21 en moet het dus doen met cola.
We besluiten het avondmaal te nemen in Chinatown. De kleurrijk geglazuurde daken van alle gebouwen zijn versierd met torentjes en worden afgeboord met sierlijke dakgoten van waaruit draken en monsters ons bespieden. Op de hoek van een pleintje zien we hoe een groepje oude Chinezen een gezelschapsspel aan het spelen is, meer dan vermoedelijk wordt er ook hier al zwaar gegokt… een voorbode voor wat we zullen meemaken in Las Vegas? De reguliere lantaarnpalen zijn vervangen door sierlijke Chinese exemplaren en dwars over de straten hangen honderden en honderden rode lampions die na hun sierlijke carrière gewoon belanden bij de minder fortuinlijke exemplaren, op de stoep bij de vuilbak.
Alle winkels bieden hier dezelfde koopwaar aan als alle andere Chinatowns die ik ooit bezocht: onvervalste prullaria in plastic of namaaktopmerken… ook in plastic. Ik vraag me echt af wie ooit zoveel kitsch koopt. Eén verschil is er… één: alles is hier zoveel groter. De winkelruimtes zijn immens, de beelden en prullaria in verhouding even groot. Wie koopt nu in hemelsnaam een levensgroot paard in bakeliet? Wat ben je met een ½ schaalmodel van een neushoorn in spaanplaat?
Zoals de naïefsten der toeristen laten we ons een restaurant aanraden door één van de “runners” die in Chinatown toeristen naar binnen lokken. Nadat onze eerste bestelling van drankjes totaal verkeerd bleek te zijn, stelt Flip-de-oudere ons gerust: “Oef, dat is precies zoals in China, niemand begrijpt nog iets van elkaar! Dit komt zeker goed!” En gelijk had hij, de tafel blijkt gewoon tweemaal te klein te zijn om alle schotels op te krijgen, de éne schotel al lekkerder dan de andere… waar we allemaal zeker ook over opgetogen zijn, is het feit dat onze Chinese obers Jona hier wél een pintje gunnen!
Bij het afrekenen valt ons toch terug op hoe eigenaardig de geplogenheden hier zijn in de States… de prijzen die worden geafficheerd zijn slecht een summiere aanduiding van wat de eindafrekening zou kunnen zijn. Bovenop deze prijzen komen nog taksen voor de stad, contributies voor de staat, retributies voor de wijk, deelname in de algemene kosten van de zaak en bovenal het loon van de werknemers. Flip-de-iets-minder-oudere vraagt om het detail van de rekening. Het wordt ons onmiddellijk gegeven maar wel in het Kantonees! Enfin… we zijn te moe om de zaak tot de bodem uit te spitten en vertrekken naar het hotel… meer dan 32 uur wakker is voldoende!