Bruno is de sympathieke baas van de bistro “Le petit Crillon” waar klanten vrienden worden. Dit tenminste als je de kans krijgt eerste klant te worden. Vrienden zijn altijd welkom, gewone klanten soms getolereerd. We kwamen aan tegen de klok van elven en werden vriendelijk bediend. Elianne en Frankie zijn hier vaste klant waardoor dus het tonicwater en een Leffe al klaar stonden op het dienblad. Aangezien hij mij niet kende, kwam hij toch even vragen wat ik dan wel zou bestellen. “Une eau à la mente, je vous prie”. “Une mente à l’eau” corrigeerde hij onmiddellijk. Just is just, de toon was dus gezet.
Tegen halfeen maken we mee hoe hij koortsachtig zijn eigen terras aan het barricaderen is met tafels en stoelen en als finale toets op zijn bolwerk de zaak afwerkt met reuzengrote champagne-emmers. Iedereen die denkt de zaak binnen te dringen wordt gevraagd of er een reservatie is. Met kinderkoets of hond maakt men ronduit geen kans een tafeltje toegewezen te krijgen. De anderen moeten serieuze geloofsbrieven voorleggen om binnen te mogen.
Wanneer een dame het onfortuinlijke idee had naar het sanitair te vragen op het moment dat hij net buiten wandelde met een kaasschotel, gebeurt het onvermijdelijke. De door hem speciaal uitgekozen Provençaalse kazen belanden allemaal op de vloer waarop hij er in volle - uiteraard Franse - colère ook het brood bij smijt! Dat is dus opgediend. De dame schrikt zich een hoedje en gaat als een gestraft kind onverrichter zake terug op haar plaats zitten. Het sanitair van deze bistro is trouwens gewoon de openbare toilette op het plein van “de Mairie”.
Wanneer een andere kant tijdens een volgend bezoek het toch riskeert een reservatie te doen, wordt die met tegenzin aangenomen, hij had uiteindelijk toch al 10 couverts voor die middag. Wanneer de klant durft te specifiëren dat het tafeltje in de schaduw moet zijn is de maat vol. Hij snauwt de man met een Provençaals accent het volgende toe: “Non, mais, avec €20000 de toile (zonnewering)? Comment voulez-vous encore avoir du soleil ! ». Ondertussen tikt hij als een bezetene met zijn wijsvinger tegen één van de slapen.
Verder is het in Crillon le Brave een heel chique bedoeling. Quasi het volledige dorp is eigendom van een hotel dat de huisjes als luxesuites verhuurt aan hun uitgelezen clientèle. Net naast het terrasje – waar wij trouwens wél met de glimlach worden bediend en mogen blijven zitten door de gratie van de Bruno-le-pas-toujours-Brave – zien we hoe de voiturier de dikste luxe-auto’s voorrijdt en de bagage inlaadt. Eén ding is zeker: al de dure Delvaux en Gucci sjakossen die slordig op het trottoir werden gesmeten zullen meer gekost hebben dan wat ze nu in cash nog inhouden. Eén nachtje logeren kost hier een dikke €800! Het dorpje is zo mooi gerestaureerd dat het een beetje artificieel aanvoelt, samen met de laatste bewoners is ook de ziel van het dorp vertrokken.
Het is bijna één uur wanneer alle krekels in koor oproepen tot de siësta en wij dus besluiten terug te voet naar huis te gaan. De wandeling is ronduit schitterend. Ik heb de indruk door een schilderij te flaneren. De groene dennenbosjes steken scherp af tegen de donkerrode rotsen van de zandgroeve. Aan de staalblauwe hemel zorgt de brandende zon voor een zinderende hitte die alles doet lijken alsof het een fatamorgana is. Alles ruikt hier naar wilde rozemarijn en venkel…. L’univers des senses… zou dit dus hier kunnen zijn?